Geschreven door Victor Evink
Science fiction blijkt een drijvende kracht achter de ontwikkeling van nieuwe technologie én achter ons wereldbeeld. Maar wordt het een dystopie of utopie? Of is er een alternatief?
Een tijdje geleden beschreef ik de Seats2meet locatie waar ik werk -in Utrecht- ervaar als een tijdcapsule uit de toekomst, een soort science-fiction. Wat ik hiermee bedoelde heeft alles te maken met het ‘worldbuilding’ onderzoek dat ik doe voor design studio Liminal Vision. En met tuinieren en robots bouwen.
Van fictie naar innovatie
Vergeleken met de aandacht voor de visionaire blik van ondernemers, wetenschappelijke doorbraken of technologische hoogstandjes was science-fiction tot voor kort een beetje het ondergeschoven kindje van de innovatiewereld. Nieuwe ontwikkelingen werden weliswaar om de haverklap met science-fiction vergeleken, maar toch vooral om het verschil aan te geven: niet langer fantasie, maar tastbare werkelijkheid. Dat science-fiction zelf, een genre waar het nerdy stigma nog steeds niet helemaal van af is, in veel gevallen een drijvende kracht blijkt achter innovatie, is in het afgelopen decennium steeds meer doorgedrongen. Niet alleen zijn technologisch geavanceerde fantasiewerelden een bron van inspiratie voor een toekomstige generatie wetenschappers en techneuten, mainstream science-fiction heeft meer dan eens bijgedragen aan maatschappelijk interesse in een bepaalde technologie waardoor verdere ontwikkeling financieel mogelijk werd. Om deze reden hebben grote bedrijven en overheden, van Nike tot het Amerikaanse leger, de afgelopen tien jaar regelmatig science-fiction auteurs in de armen genomen om een beeld te laten schetsen van hun (uiteraard onverminderd grote) rol in een mogelijke toekomst.
De kracht van fictie om uit te kunnen zoomen van een specifieke technologie naar de totaalwereld waar deze onderdeel van uitmaakt (cultureel, politiek, ecologisch, etc.) is waar worldbuilding begint. Wereldbouwen is het vormgeven van een (nog) niet bestaande wereld als geheel, meestal als achtergronddecor voor een verhaal of videogame, zoals bijvoorbeeld Middle Earth voor ‘The Lord of the Rings’. Het omgekeerde is ook mogelijk: dat een verhaal een inkijkje geeft in de wereld als geheel. Op die manier kunnen we ons een maatschappij met een totaal andere politiek of economie ineens een stuk beter indenken. Laten we daar eens verder op inzoomen.
Dystopie en utopie
De bekendste voorbeelden zijn schrikbeelden van totalitaire regimes met zoals in ‘1984’ of ‘Brave New World’, of de hebzuchtige, gewetenloze megacorporaties uit het cyberpunk genre (denk aan Bladerunner). Deze werelden waren bedoeld als maatschappijkritiek, een spiegel of karikatuur van bepaalde ontwikkelingen die, als we niet op tijd ingrijpen, uiteindelijk uit zullen lopen op een wereld waarin niemand wil leven, een dystopie.
Utopische verhalen, die een betere wereld laten zien, zijn er ook, al zijn die vaak minder diep doorgedrongen. Het beste voorbeeld is Star Trek. De onderliggende boodschap van wereldvrede, die temidden van de Koude Oorlog ondenkbaar was, wordt vaak ondergesneeuwd door het spectaculaire ruimtereizen en de flitsende gadgets. Nog minder bekend zijn bijvoorbeeld de werken van Ursula Le Guinn, die science-fiction gebruikte om gelijkwaardige, anarchistische samenlevingsvormen op papier tot leven te wekken.
Dat de utopie nooit dezelfde impact heeft gehad als de dystopie is begrijpelijk. Grootse idealen of een grenzeloos vertrouwen in technologie, hebben, gepaard met economische en militaire macht, nogal eens geleid tot wandaden. Tegelijkertijd is het jammer, zeker omdat dystopische voorstellingen van totaal toezicht (Big Brother is watching you) of grootschalige milieuvervuiling niet hebben weten te voorkomen dat ze in de loop van de tijd werkelijkheid zijn geworden. We zijn gewend geraakt aan, of zelfs onverschillig geworden tegenover het idee van een toekomst die alleen maar slechter kan worden en vroeg of laat zal uitmonden in een allesvernietigende apocalyps. We kunnen ons als samenleving daarom moeilijk meer iets bij de toekomst voorstellen en denken liever niet langer dan een paar maanden vooruit. Of we doen juist alsof alles altijd hetzelfde zal blijven.
Een betere toekomst
Hoopvolle fictie kan helpen om een beter beeld te krijgen van het soort toekomst waar we wél naartoe willen, en wat de valkuilen kunnen zijn. Gelukkig is de utopie sinds de afgelopen tien jaar, in de schaduw van dystopische of nostalgische, retro-futuristische blockbusters, weer een klein beetje aan het terugkomen. Maar deze opmars komt in twee smaken. Aan de ene kant is er het idealisme van onderop, vertegenwoordigd door de Solarpunk-beweging van amateurschrijvers, concept-artists en activisten die via het internet een nieuw subgenre van science-fiction in het leven hebben geroepen. Solarpunk draait, net als de boeken van Le Guinn, om sociale rechtvaardigheid maar bovenal om ecologisch herstel dat in het hier en nu kan beginnen. In plaats van het verbeelden van een utopische samenleving op een verre planeet, gaat Solarpunk om het bieden van hoop en oplossingen voor het hier en nu, om door een inkijkje te bieden in een hoopvolle wereld die temidden van de huidige ecologische en politieke crisis kan ontstaan.
Aan de andere kant is er de heropleving van de behoefte aan grootse technologische vergezichten, met name aangewakkerd door science-fiction schrijver en successvolle innovatie consultant Neal Stephenson. In de jaren ’90 introduceerde Stephenson de term ‘metaverse‘ in het boek ‘Snow Crash’, waarin hij feitelijk de dystopische maatschappijkritiek van het cyberpunk-genre satirisch op de hak neemt. Sinds de jaren 2010 spreekt Stephenson zich openlijk uit tegen dystopische science-fiction. Maar daar waar solarpunk de oplossing zoekt in sociale innovatie en kleinschalige, doe-het-zelf technologie, vindt Stephenson dat we als beschaving, door jarenlange gewenning aan dystopische spookbeelden in de pop-cultuur, veels te technofoob zijn geworden en niet meer in staat zijn om grootschalige mega-projecten te omarmen. Op de manier waarop de klassieke science-fiction in de vorige eeuw inspireerde tot het reizen naar de maan, vereist de huidige tijd, met name op het gebied van klimaatverandering, volgens Stephenson een grootschalige aanpak. In zijn nieuwste boek ‘Termination Shock‘ neemt een excentrieke miljardair het heft in eigen handen en besluit klimaatverandering te bestrijden door het injecteren van zwavel aerosolen: een controversiële manier van geo-engineering. Bij Stephenson is dit echter geen dystopie maar mogelijk een onafwendbare noodoplossing, omdat politiek en samenleving niet in staat zijn om een wezenlijk alternatief te bieden.
Ambi-topie
In zekere zin zou je ‘Termination Shock’ een ‘ambi-topie’ kunnen noemen: een toekomstframing die nieuwe vragen oproept en die zich niet laat vatten in de tweedeling tussen de utopie en de dystopie. Het is een term die ikzelf gebruik voor mijn worldbuilding werk waarin ik -samen met mijn project-partner designer en filmmaker Emilia Tapprest- verschillende toekomstvisies tegen het licht hou. Aan de ene kant zijn de samenlevingen die we laten zien duurzaam, inclusief en post-materialistisch, aan de andere kant worden ze gedreven door radicaal verschillende ideeën over hoe een goed leven of een goede samenleving eruit zou moeten zien. Een soort politiek van de nabije toekomst.
Zo verbeelden we een volledig geautomatiseerde omgeving waar gamers vrij kunnen spelen in virtuele werelden, terwijl hun data wordt gebruikt om een AI, in handen van een groot techbedrijf, te leren creatieve beslissingen te maken. In een andere maatschappij bewaakt AI de maatschappelijke vrede door mensen te coachen om in contact te komen met zichzelf en anderen en te koppelen aan nieuwe contacten om op die manier sociale netwerken te hergroeperen en een soort optimale integratie te bewerkstelligen. Een derde optie die we laten zien is een verspreid netwerk van kleine gemeenschappen met hun eigen onafhankelijke technologie netwerk, waarin het samenwerken en samenleven gemeenschappelijk wordt georganiseerd door middel van dans en beweging, gericht op het verwerken van individuele en collectieve vormen van trauma.
Toekomstplanten
In het proces van wereldbouwen zijn we er steeds meer achter gekomen dat dingen die we projecteren op de toekomst, nu al aanwezig zijn. In plaats van zelf alles te willen bouwen is de toekomst een proces van langzaam en met zorg opkweken van de toekomst die je zelf graag zou willen zien. Monika Bielskyte, van het politiek geëngageerde science-fiction en consulting platform Protopia Futures, heeft het over ‘world growing’. ‘Toekomstplanten’, of ‘toekomstzaaien’ en met zorg opkweken, is een werkwoord. Daar waar het industrieterrein van de hedendaagse maatschappij steeds meer in verval begint te raken, ontstaat ruimte om nieuwe initiatieven te ontplooien, zaadjes van een mogelijke toekomst, die kunnen uitgroeien en misschien al bloeiend de bulldozers het hoofd kunnen bieden.
Sinds ik hier in kom -vanaf 2015- ervaar ik Seats2meet als zo’n toekomstplant, die het tot nog toe hardnekkig uithoudt. En nu ik er werk, ben ik ook begonnen met het planten van een nieuw zaadje, met een groepje mensen bij het Permanent Futurelab: een installatie van sensoren die plantenzaadjes kunnen bewateren en belichten en opkweken tot iets groters. Iemand vroeg laatst: “…maar kun jij dan voedsel verbouwen, of robots bouwen?” Wellicht kunnen we het straks samen, jij ook, je bent van harte welkom.
‘Toekomstplanten’ is een vrije Nederlandstalige bewerking van het artikel ‘Planting Futures‘ dat ik in April op Medium publiceerde.
Artwork door Victor G